Een patiënt met Alzheimer krijgt steeds meer klachten, omdat de hersenen steeds verder beschadigen. In de vroege fase van Alzheimer zijn er kleine veranderingen in het gedrag, en valt vooral op dat het geheugen achteruitgaat. Iemand zal soms moeite hebben een verhaal te vertellen, nieuwe informatie minder snel begrijpen en moeite hebben om beslissingen te nemen. In de tweede fase zijn er meer problemen met het geheugen waardoor iemand ook gedesoriënteerd in ruimte of tijd kan zijn. Het karakter kan ook veranderen: de patiënt is onrustig, snel boos of achterdochtig. In de derde fase heeft de patiënt steeds meer hulp nodig van anderen, bijvoorbeeld met eten en wassen. Het geheugenverlies is erg groot, waarbij iemand alledaagse voorwerpen of soms zijn eigen familieleden niet meer herkent. Het komt vaak voor dat patiënten boos worden op hun verzorgers, omdat ze niet begrijpen wat er gebeurt.